Wat zegt de bijbel erover?


Het nieuwe verbond

Jeremia 31:31-33
Zie, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal maken; Niet naar het verbond dat Ik met hun vaderen gemaakt heb, ten dage als Ik hun hand aangreep om hen uit Egypteland uit te voeren; welk Mijn verbond zij vernietigd hebben, hoewel Ik hen getrouwd had, spreekt de HEERE. Maar dit is het verbond dat Ik na die dagen met het huis Israëls maken zal, spreekt de HEERE: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven, en zal die in hun hart schrijven; en Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn. En zij zullen niet meer een iegelijk zijn naaste, en een iegelijk zijn broeder leren, zeggende: Kent den HEERE; want zij zullen Mij allen kennen, van hun kleinste af tot hun grootste toe, spreekt de HEERE; want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en hunner zonde niet meer gedenken.
 
Matheus 5:17-20
Meent niet dat Ik gekomen ben om de Wet of de Profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om die te ontbinden, maar te vervullen. Want voorwaar zeg Ik u: mTotdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er niet één jota noch één tittel van de Wet voorbijgaan, totdat het alles zal zijn geschied. Zo wie dan één van deze minste geboden zal ontbonden en de mensen alzo zal geleerd hebben, die zal de minste genaamd worden in het Koninkrijk der hemelen; maar zo wie dezelve zal gedaan en geleerd hebben, die zal groot genaamd worden in het Koninkrijk der hemelen. Want Ik zeg u: Tenzij uw gerechtigheid overvloediger zij dan der schriftgeleerden en der farizeeën, dat gij in het Koninkrijk der hemelen geenszins zult ingaan.
 
Matheus 5:21-48
Gij hebt gehoord dat tot de ouden gezegd is: Gij zult niet doden; maar zo wie doodt, die zal strafbaar zijn door het gericht. Doch Ik zeg u: Zo wie ten onrechte op zijn broeder toornig is, die zal strafbaar zijn door het gericht; en wie tot zijn broeder zegt: Raka! die zal strafbaar zijn door den Groten Raad; maar wie zegt: Gij dwaas! die zal strafbaar zijn door het helse vuur. Zo gij dan uw gave zult op het altaar offeren, en aldaar gedachtig wordt dat uw broeder iets tegen u heeft, Laat daar uw gave voor het altaar, en ga heen, verzoen u eerst met uw broeder, en kom dan en offer uw gave. Wees haastelijk welgezind jegens uw wederpartij, terwijl gij nog met hem op den weg zijt; opdat de wederpartij niet misschien u den rechter overlevere, en de rechter u den dienaar overlevere, en gij in de gevangenis geworpen wordt. Voorwaar Ik zeg u: Gij zult daar geenszins uitkomen, totdat gij den laatsten penning zult betaald hebben. Gij hebt gehoord dat van de ouden gezegd is: Gij zult geen overspel doen. Maar Ik zeg u, dat zo wie een vrouw raanziet om dezelve te begeren, die heeft alrede overspel in zijn hart met haar gedaan. Indien dan uw rechteroog u ergert, trek het uit en werp het van u; want het is u nut dat één uwer leden verga en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde. En indien uw rechterhand u ergert, houw ze af en werp ze van u; want het is u nut dat één uwer leden verga en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde. Er is ook gezegd: Zo wie zijn vrouw verlaten zal, die geve haar een scheidbrief. Maar Ik zeg u, dat zo wie zijn vrouw verlaten zal, anders dan uit oorzaak van hoererij, die maakt dat zij overspel doet; en zo wie de verlatene zal trouwen, die doet overspel. Wederom hebt gij gehoord dat van de ouden gezegd is: Gij zult den eed niet breken, maar gij zult den Heere uw eden houden. Maar Ik zeg u: Zweert ganselijk niet, noch bij den hemel, omdat hij is de troon Gods; Noch bij de aarde, zomdat zij is de voetbank Zijner voeten; noch bij Jeruzalem, omdat zij is de stad des groten Konings; Noch bij uw hoofd zult gij zweren, omdat gij niet één haar kunt wit of zwart maken. Maar laat zijn uw woord ja, ja; neen, neen; wat boven deze is, dat is uit den boze. Gij hebt gehoord dat bgezegd is: Oog om oog en tand om tand. Maar Ik zeg u, dat gij den boze niet wederstaat; maar zo wie u op de rechterwang slaat, keer hem ook de andere toe; En zo iemand met u rechten wil en uw rok nemen, laat hem ook den mantel; En zo wie u zal dwingen één mijl te gaan, ga met hem twee mijlen. Geef dengene die iets van u bidt, en keer u niet af van dengene die van u lenen wil. Gij hebt gehoord dat er gezegd is: Gij zult uw naaste liefhebben en uw vijand zult gij haten. Maar Ik zeg u: Hebt uw vijanden lief; zegent hen die u vervloeken; doet wel dengenen die u haten; en gbidt voor degenen die u geweld doen en die u vervolgen; Opdat gij moogt kinderen zijn uws Vaders, Die in de hemelen is; want Hij doet Zijn zon opgaan over bozen en goeden, en regent over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Want indien gij liefhebt die u liefhebben, wat loon hebt gij? Doen ook de tollenaars niet hetzelfde? En indien gij uw broeders alleen groet, wat doet gij boven anderen? Doen ook niet de tollenaars alzo? Weest dan gijlieden volmaakt, gelijk uw Vader, Die in de hemelen is, volmaakt is.
 
Matheus 24:14
En dit Evangelie des Koninkrijks zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis allen volken; en dan zal het einde komen.
 
Matheus 26:26-29
En als zij aten, nam Jezus het brood, en gezegend hebbende, brak Hij het en gaf het den discipelen en zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam. En Hij nam den drinkbeker, en gedankt hebbende, gaf hun dien, zeggende: Drinkt allen daaruit. Want dat is Mijn bloed, nhet bloed des Nieuwen Testaments, hetwelk voor velen vergoten wordt, tot vergeving der zonden. En Ik zeg u, dat Ik van nu aan niet zal drinken van deze vrucht des wijnstoks, tot op dien dag wanneer Ik met u dezelve nieuw zal drinken in het Koninkrijk Mijns Vaders.
 
Markus 1:15
En zeggende: De tijd is vervuld en het Koninkrijk Gods nabijgekomen; bekeert u en gelooft het Evangelie.
 
Romeinen 12:1-8
bid u dan, broeders, door de ontfermingen Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levende, heilige en Gode welbehaaglijke offerande, welke is uw redelijke godsdienst. En wordt dezer wereld niet gelijkvormig, maar wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoeds, dopdat gij moogt beproeven welke de goede en welbehagende en volmaakte wil van God is. Want door de genade edie mij gegeven is, zeg ik een iegelijk die onder u is, dat hij niet wijs zij boven hetgeen men behoort wijs te zijn, maar dat hij wijs zij tot matigheid, gelijk als gGod een iegelijk de mate des geloofs gedeeld heeft. Want hgelijk wij in één lichaam vele leden hebben, en de leden alle niet dezelfde werking hebben, Alzo zijn wij velen één lichaam in Christus, maar elkeen zijn wij elkanders leden. Hebbende nu kverscheidene gaven, naar de genade die ons gegeven is, Zo laat ons die gaven besteden, hetzij profetie, naar de mate des geloofs; mhetzij bediening, in het bedienen; hetzij 32die leert, in het leren; Hetzij die vermaant, in het vermanen; die uitdeelt, in eenvoudigheid; die een voorstander is, in naarstigheid; die barmhartigheid doet, in blijmoedigheid.
 
1 Korinthe 11:24-26
En als Hij gedankt had, brak Hij het, en zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt; doet dat tot Mijn gedachtenis. Desgelijks nam Hij ook den drinkbeker na het eten des Avondmaals, en zeide: Deze drinkbeker is het Nieuwe Testament in Mijn bloed; doet dat, zo dikwijls als gij dien zult drinken, tot Mijn gedachtenis. Want zo dikwijls als gij dit brood zult eten en dezen drinkbeker zult drinken, zo verkondigt den dood des Heeren, totdat Hij komt.
 
2 Korinthe 3:3
Als die openbaar zijt geworden, dat gij een brief van Christus zijt, en door onzen dienst bereid, die geschreven is niet met inkt, maar door den Geest des levenden Gods, niet in stenen tafelen, maar in vlezen tafelen des harten.
 
Galaten 5:1-6
STAAT dan in de vrijheid met welke ons Christus vrijgemaakt heeft, en wordt niet wederom bmet het juk der dienstbaarheid 6bevangen. Zie, ik, Paulus, zeg u, zo gij u laat besnijden, dat Christus u niet nut zal zijn. En ik betuig wederom een iegelijk mens die zich laat besnijden, dat hij een schuldenaar is de gehele wet te doen. Christus is u ijdel geworden, die door de wet gerechtvaardigd 14wilt worden; gij zijt van de genade vervallen. Want wij verwachten door den Geest uit het geloof de hoop der rechtvaardigheid. Want in Christus Jezus heeft noch besnijdenis enige kracht, noch voorhuid, maar het geloof, door de liefde werkende.
 
Galaten 5:13-15
Want gij zijt tot vrijheid geroepen, broeders; alleenlijk gebruikt de vrijheid niet tot een oorzaak voor het vlees, maar dient elkander door de liefde. Want de gehele wet wordt in één woord vervuld, namelijk in dit: Gij zult uw naaste liefhebben gelijk uzelven. Maar indien gij elkander bijt en vereet, ziet toe dat gij van elkander niet verteerd wordt.
 
Galaten 5:16-26
En ik zeg: Wandelt door den Geest, en volbrengt de begeerlijkheid des vleses niet. Want het vlees begeert tegen den Geest, en de Geest tegen het vlees; en deze staan tegen elkander, alzo dat gij niet doet hetgeen gij wildet. Maar indien gij door den Geest geleid wordt, zo zijt gij niet onder de wet. De werken des vleses nu zijn openbaar; welke zijn overspel, hoererij, onreinheid, ontuchtigheid, Afgoderij, venijngeving, vijandschappen, twisten, afgunstigheden, toorn, gekijf, tweedracht, ketterijen, Nijd, moord, dronkenschappen, brasserijen en dergelijke; van dewelke ik u tevoren zeg, gelijk ik ook tevoren gezegd heb, dat die zulke dingen doen, het Koninkrijk Gods niet zullen 78beërven. Maar de vrucht des Geestes is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, matigheid. Tegen de zodanigen is de wet niet. Maar die van Christus zijn, hebben het vlees gekruist met de bewegingen en begeerlijkheden. Indien wij door den Geest leven, zo laat ons ook door den Geest wandelen. Laat ons niet zijn zoekers van ijdele eer, elkander tergende, elkander benijdende.
 
Galaten 6:1-10
BROEDERS, indien ook een mens overvallen ware door enige misdaad, gij die geestelijk zijt, brengt den zodanige terecht met den geest der zachtmoedigheid; ziende op uzelven, opdat ook gij niet verzocht wordt. Draagt elkanders lasten, en vervult alzo de wet van Christus. Want zo iemand meent iets te zijn, daar hij niets is, die bedriegt zichzelven in zijn gemoed. Maar een iegelijk beproeve zijns zelfs werk; en alsdan zal hij aan zichzelven alleen roem hebben, en niet aan een ander. Want een iegelijk zal zijn eigen pak dragen. En die onderwezen wordt in het Woord, dele mede van alle goederen dengene die hem onderwijst. Dwaalt niet; God laat Zich niet bespotten; want zo wat de mens zaait, dat zal hij ook maaien. Want die in zijns zelfs vlees zaait, zal uit het vlees verderfenis maaien; maar die in den Geest zaait, zal uit den Geest het eeuwige leven maaien. Doch laat ons goeddoende, niet vertragen; want te zijner tijd zullen wij maaien, zo wij niet verslappen. Zo dan, terwijl wij tijd hebben, laat ons goeddoen aan allen, maar meest aan de huisgenoten des geloofs.
 
Efeze 2:18-22
Want door Hem hebben wij beiden den toegang door één Geest tot den Vader. Zo zijt gij dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods, Gebouwd op het fundament der apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus is de uiterste Hoeksteen; Op Welken het gehele gebouw, bekwamelijk samengevoegd zijnde, opwast stot een heiligen tempel in den Heere; Op Welken ook gij medegebouwd wordt tot een woonstede Gods in den Geest.
 
Hebreeën 8:7
Want indien dat eerste verbond onberispelijk geweest ware, zo zou voor het tweede geen plaats gezocht geweest zijn. Want hen berispende, zegt Hij tot hen: Zie, de dagen komen, spreekt de Heere, en Ik zal over het huis Israëls en over het huis van Juda een nieuw verbond oprichten; Niet naar het verbond dat Ik met hun vaderen gemaakt heb, ten dage als Ik hen bij de hand nam om hen uit Egypteland te leiden; want zij zijn in dat Mijn verbond niet gebleven, en Ik heb op hen niet geacht, zegt de Heere. Want dit is het verbond dat Ik met het huis Israëls maken zal na die dagen, zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten in hun verstand geven, en in hun harten zal Ik die inschrijven; ien Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn. En zij zullen niet leren een iegelijk zijn naaste, en een iegelijk zijn broeder, zeggende: Ken den Heere; want zij zullen Mij allen kennen, van den kleine onder hen tot den grote onder hen. Want Ik zal hun ongerechtigheden genadig zijn, en hun zonden en hun overtredingen zal Ik geenszins meer gedenken. Als Hij zegt: Een nieuw verbond, zo heeft Hij het eerste oud gemaakt; dat nu oud gemaakt is en verouderd, is nabij de verdwijning.
 
1 Petrus 2:5,6
Zo wordt gij ook zelven, als levende stenen, gebouwd tot een geestelijk huis, tot eeen heilig priesterdom, om geestelijke offeranden op te offeren, die Gode aangenaam zijn door Jezus Christus. Daarom is ook vervat in de Schrift: Zie, Ik leg in Sion een uitersten Hoeksteen, Die uitverkoren en dierbaar is; en: Die in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden.